e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rit rit: rit (Puth) rit [SGV (1914)] III-3-1
ritselen ritselen: ritsele (Puth) ritselen [SGV (1914)] III-4-4
rochelen reutelen: rôôtele (Puth), rochelen: rŏchele (Puth) rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes rode wiemeren: mv: -e  roë wiemere (Puth), wiemerten: wiemert (Puth) [DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)] I-7
rode biet kroot: krǭt (Puth), rode kroot: rōi̯ kroat (Puth) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosmier stekkendrager: sjtékkedrîêger (Puth) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] III-4-2
rode kool rode kool: roa keul (Puth), rood moes: road moos (Puth) Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] I-7
rododendron rododendron: rododendron (Puth) [DC 76 (2002)] I-7
roek roek: rook (Puth), rōōk (Puth) roek || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend eend: ē̜ntj (Puth), piele, piele: pilǝ, pilǝ (Puth) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12