e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaten bleren: blē̜rǝ (Puth) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blauwe bosbes aarbel: oarbele (Puth), bosbes: -  boesjbes (Puth, ... ) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || boschbes [SGV (1914)] III-4-3
blauwe en bruine schimmel blauwe schimmel: blau̯ǝ šømǝl (Puth) De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9
blauwe reiger, reiger reiger: reigel (Puth) reiger [SGV (1914)] III-4-1
blazen blazen: blôôze (Puth) blazen [DC 37 (1964)] III-1-1
bleek bleek: bleik (Puth) bleek [SGV (1914)] III-1-2
blij blij: blie (Puth) blij [SGV (1914)] III-1-4
blijven wachten blijven: blīēve (Puth) blijven [DC 37 (1964)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜stɛnj (Puth) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Puth), de bliksem (Puth) bliksem [SGV (1914)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4