34286 |
spruitpot |
varkensketel:
vɛrkǝskīǝtǝl (Q032a Puth)
|
Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129]
I-11
|
17910 |
spuiten |
spuiten:
sjpuite (Q032a Puth)
|
spuiten [SGV (1914)]
III-4-4
|
17819 |
staan |
staan:
sjtao (Q032a Puth),
sjtaon (Q032a Puth),
sjtoan (Q032a Puth),
stoaə (Q032a Puth)
|
staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
schtart (Q032a Puth),
sjtart (Q032a Puth, ...
Q032a Puth),
štart (Q032a Puth)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
24250 |
staartmees |
langstaartje:
lanksjtertje (Q032a Puth),
lankstèrtje (Q032a Puth)
|
staartmees || staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21272 |
stad |
stad:
sjtat (Q032a Puth)
|
stad [SGV (1914)]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
štal (Q032a Puth)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
halsband:
hāu̯s˱banjtj (Q032a Puth),
halter:
hāljtjǝr (Q032a Puth),
paardsstrang:
pē̜šstraŋk (Q032a Puth)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
19548 |
stallantaarn |
stallucht:
stalluuch (Q032a Puth)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
poort:
pǭrt (Q032a Puth),
staldeur:
[stal]dø̄r (Q032a Puth)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|