21618 |
twee centiem |
twee centiem:
twîê centiem (Q032a Puth)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snid:
twēǝdǝ šnēt (Q032a Puth)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
21648 |
tweede verkoping |
bij afslag:
bie aafsjlaag (Q032a Puth)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21619 |
twintig frank |
twintig frank:
twintig frang (Q032a Puth)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33597 |
ui, ajuin |
un:
mv. unne
un (Q032a Puth)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinenkoek:
unekoo.k (Q032a Puth)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
udder:
ødǝr (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11, I-9
|
34157 |
uieren |
vervleug:
vǝrvlø̜̄x (Q032a Puth)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
34089 |
uierkwartier |
kwartier:
kǝrtēr (Q032a Puth),
udder:
ødǝr (Q032a Puth)
|
Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12]
I-11
|