33455 |
versiering op de vertikale paal in een schuurpoort |
versiersel:
vǝrs‚ērsǝl (Q032a Puth)
|
Op de vertikale paal in een schuurpoort, de losse paal waar de poort tegen gesloten wordt, is een enkele keer een versiering aangebracht, religieuze voorstellingen (bijv. een miskelk), initialen en/of een jaartal. Dit komt echter bijzonder weinig voor. Zie afbeelding 19. [N 5A, 93c]
I-6
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
versjtenjig (Q032a Puth)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
baktandj (Q032a Puth),
oogtand:
augstanjt (Q032a Puth)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
plank:
plaŋk (Q032a Puth),
schuif:
šȳf (Q032a Puth)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
29112 |
verstellen |
stukken:
štø̜kǝ (Q032a Puth)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
versteken:
versjte͂ke (Q032a Puth)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
versjtøke (Q032a Puth),
versjtøkt (Q032a Puth)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
32577 |
verteerde mest |
goede mest:
gǫu̯ǝ [mest] (Q032a Puth),
korte mest:
kǫrtǝ [mest] (Q032a Puth)
|
De termen in dit lemma zijn voor het merendeel van toepassing op mest die lange tijd het onderste of het binnenste deel van de mesthoop heeft gevormd en daardoor goed verteerd is: mest van hoge kwaliteit, die gemakkelijk in kleine delen uiteenvalt. Het onderste uit de mestkuil is vaak zo brokkelig dat het niet met de riek kan worden opgenomen. Deze mest wordt veelal als weidemest gebruikt. Voor sommige termen zie men dan ook het lemma compost. De termen aan het einde van het lemma hebben betrekking op oude, uitgedroogde mest die zijn kwaliteit grotendeels verloren heeft. [N M, 10a; N 11, 27 add.; N 11A, 4a + 4c + 36 + 37; JG 1a + 1b add; div.]
I-1
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
sjtôôke (Q032a Puth)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammerzoal (Q032a Puth),
kammezaol (Q032a Puth)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|