e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vestzakje kamizoolstasje (<fr.): kammezaolstesjke (Puth) vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
veulen veulen: vø̄lǝ (Puth) Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9
vieruursboterham koffiedrinken, het -: koffə drènkə (Puth), ’t koffedrééngke (Puth), ’t kóffedrinke (Puth), ’t kóffiedrinke (Puth) de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijf frank vijf frank: vīēf frang (Puth) 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijf-guldenstuk gouden vijfje: gowwe vīēfke (Puth) vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
vijftig frank vijftig frank: ps. invuller heeft voor de waarde geen fonetische notering gegeven!  50 frang (Puth) 50 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
vijl vijl: vīl (Puth) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.] II-12
vijlen vijlen: vīlǝ (Puth) Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.] II-12
vijver wijer: wijǝr (Puth) Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.] I-8
vilder vilder: veljdǝr (Puth) Iemand die het villen van dood vee en paarden als beroep uitoefent. [S 40; monogr.] II-10