e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vloer vloer: flwor (Puth) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vloertegel plavuis: pləvy(3)̄s (Puth) een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] III-2-1
vlug lopen batteren: i.e. lawaaierig en snel lopen, b.v. op klompen.  battere (Puth), vetsen: Rennen.  vetse (Puth) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)] III-1-2
vlugger huut: hȳtj (Puth) Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g] I-10
vocht afscheiden vemen: vē̜mǝ (Puth) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap (ze heeft) zegels aan de demen: zē̜gǝls ān dǝ dē̜mǝ (Puth) Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51] I-9
vod lommel: lommel (Puth), lommele (Puth) vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman lommelenmens: lommeleminsj (Puth), voddenkramer: voddekrèmer (Puth) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbieten karoten: karǭtǝ (Puth), kroten: kroatǝ (Puth), krōǝtǝ (Puth) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5
voer hel voer: hɛl vōr (Puth), mastvoer: masvōr (Puth), voer: vōr (Puth) Veevoer. De samenstelling van dit voer is vevarieerd. Afval van hooi en stro, wortels van gras en graan, soorten zaad, zemelen en meel kunnen ingrediënten zijn. [N 5A II, 64a en 64b; RND 97; S 41; L 28, 45; JG 1d; monogr.] I-11