20670 |
broodpap |
broodpap:
brôôdpap (Q032a Puth)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20706 |
broodpop |
weggenman:
wèGGeman (Q032a Puth)
|
Wittebrood in de vorm van een man (steeve, steeveman, weggeman, nieuwjaarsman, ziepesprengert, boekeman?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24983 |
bros, breekbaar |
sprok:
sjprok (Q032a Puth)
|
bros [SGV (1914)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
bruwǝ (Q032a Puth)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
bruwǝr (Q032a Puth)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brök (Q032a Puth)
|
brug [SGV (1914)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broet (Q032a Puth),
brūt (Q032a Puth)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegom (Q032a Puth)
|
bruidegom [SGV (1914)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruudje (Q032a Puth),
e brūūdje (Q032a Puth)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelef (Q032a Puth)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|