20735 |
aardbeienvlaai |
aardbelenvla:
èùrbelevla (Q032a Puth)
|
Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24922 |
aarde, grond |
aarde:
êêrd (Q032a Puth)
|
aarde (grond) [SGV (1914)]
III-4-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ērdǝ pǫt (Q032a Puth),
ē̜rdǝ pǫt (Q032a Puth)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
kleigoed:
klejgood (Q032a Puth)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
alvermannetje:
avermenke (Q032a Puth)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
17653 |
aars |
vot:
vot (Q032a Puth)
|
aars, darmuitgang [N 10c (1961)]
III-1-1
|
17654 |
aarsspleet |
reet:
ree:t (Q032a Puth)
|
aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
19283 |
aarzelen |
schikschouderen:
sjiksjouere (Q032a Puth)
|
aarzelen [SGV (1914)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
roeten aos (Q032a Puth)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
19021 |
achterdocht |
wantrouwen:
wantroewe (Q032a Puth)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|