e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenzak op een jas jassentas: jassetesj (Puth) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
buizerd buizerd: buuzert (Puth), būūzert (Puth) buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossen [N 09 (1961)] III-4-1
bundel zangen bussel: bø̜sǝl (Puth) Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.] I-4
bundel, bussel pakje: pekeke (Puth) bundel [SGV (1914)] III-4-4
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) bunder: boender (Puth) bunder [SGV (1914)] III-4-4
bunzing fis: vis (Puth), maart: maart (Puth), vuur: vūūr (Puth) bunzing [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
bus bus: bös (Puth) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] III-3-1
buskruit pulver (<lat.): polfer (Puth) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
bussel hooi bussel: bø̜sǝl (Puth  [(groot)]  ), tros: trǫs (Puth  [(klein)]  ) Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.] I-3
bussel kort stro warbussel: wǫrbøsǝl (Puth) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4