e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Puth

Overzicht

Gevonden: 3120
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogdoek, theedoek droogdoek: droàgdook (Puth), dru̯eͅx˂dōk (Puth), schotelsplag: sjotelsplak (Puth), spoeldoek: meestal bonte doeken, ook witte  sjpeuldook (Puth) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
druilerig en koud weer miezelig (weer): miezelig waer (Puth), nat (weer): eine nate zomer (Puth, ... ), naat (Puth, ... ), nāāt (Puth), onvast weer: onvas wĕr (Puth) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: droepe (Puth), hè droop,. (Puth, ... ), druppen: hè dröpt (Puth, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevetros (Puth) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk heen en weer lopen retireren (<fr.): rettereere (Puth) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druppel druppel: ennen dröppel (Puth), ⁄n dröppel (Puth) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbel gezwad dubbel gemade/gemaai: dø̜bǝl [gemade/gemaai] (Puth) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbeltje dubbeltje: dubbeltje (Puth) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1
duif (alg.) duif: doef (Puth) Duif [SGV (1914)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Puth) Duif [SGV (1914)] III-4-1