17709 |
een wind laten |
ene laten vliegen:
enne vleege laote (Q032a Puth),
poepen:
pōēpe (Q032a Puth)
|
wind laten [N 10c (1961)]
III-1-1
|
34495 |
een zandbad nemen |
(zich) mullen:
mø̜lǝ (Q032a Puth)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
geen goede keer in hebben:
hae haet gein gow kaer in (Q032a Puth),
in geen goed vel steken:
hae sjtik in gei(n) good vel (Q032a Puth)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34542 |
eend |
eend:
ē̜ntj (Q032a Puth)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
32631 |
eenscharige ploeg, rondgaande ploeg, voetploeg, radploeg, karploeg |
schalm:
ša.lǝm (Q032a Puth)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor a) de oude, houten, later ook ijzeren voetploeg, die in plaats van een schaats soms een wieltje had; b) de oude houten, later ook wel ijzeren karploeg waarmee men ofwel naar één kant, dus "rond" moest ploegen ofwel heen en weer kon ploegen, omdat kouter en riester op een naar rechts resp. naar links om te ploegen voor konden worden ingesteld. De oude ploeg kon, zoals de voetploeg in K 315, 353, 359 en Q 27 en de houten karploeg in L 115, ook gewoon "de ploeg" genoemd worden, omdat hij ter plaatse destijds het enige of meest gebruikte type was. Voor zijn opvolger, en met name de wentelploeg, kwam dan meestal een bijzondere term in gebruik. [N 11, 30 + 32c + 32e; N 11A, 67 + 68 + 69 + 75e + 78 + 97 + 114; N J, 10 add.; JG 1a + 1b; N 12, 25 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; A 33 add.; div.; monogr.]
I-1
|
18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
eenvoudig (Q032a Puth)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
êêrlik (Q032a Puth)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
dūūvelshòòr (Q032a Puth)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32959 |
eerste grasoogst |
eerste gras:
īštǝ grās (Q032a Puth)
|
Naar analogie van de eerste, tweede en derde hooioogst heeft men de informanten ook de vraag voorgelegd of er specifieke benamingen zijn voor de grasoogsten, wanneer een weide niet wordt afgehooid, maar afgegraasd. In dit lemma staan de opgaven voor het gras dat de beesten de eerste keer dat ze in de weide worden gelaten afgrazen en voor zover deze afwijkend zijn van die uit het algemene lemma ''gras''. [N 14, 129a]
I-3
|
32956 |
eerste hooioogst |
voorgras:
vø̄rgrās (Q032a Puth)
|
Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a]
I-3
|