20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
poepen:
poeppe (Q032a Puth),
ze dik maken:
ze diek maake (Q032a Puth)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛxs (Q032a Puth)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapūn (Q032a Puth)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q032a Puth)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gesp:
sjoon mit in gasp (Q032a Puth),
snal (<du.):
sjnal (Q032a Puth)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
gespeend:
gǝšpīǝnt (Q032a Puth)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
frontje:
fr(e)untje (Q032a Puth)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasiebroek:
fantaziebrook (Q032a Puth)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemartel (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|
21321 |
getuigen |
tuigen:
tūge (Q032a Puth)
|
getuigen [SGV (1914)]
III-3-1
|