21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
hassenoot (Q032a Puth),
-
assenoot (Q032a Puth)
|
hazelnoot [SGV (1914)] || hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
sjteel (Q032a Puth, ...
Q032a Puth)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)] || heft [SGV (1914)]
III-2-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
ijsberen:
hîê is aan ⁄t iesbaere (Q032a Puth),
op en af:
hae löp op en aa:f (Q032a Puth),
hîê löp op en aaf (Q032a Puth)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
33329 |
heerboer |
heer:
hīǝr (Q032a Puth),
heerboer:
hīǝrbūr (Q032a Puth)
|
Eigenaar van een groot boerenbedrijf, van minstens 100 ha, zo wordt wel opgegeven, die zijn bedrijf heeft geërfd of gekocht. In raderboer is rader, "wielen" als pars pro toto op te vatten voor "wagens": een boer die veel wagens bezit. [A 10, 2c; monogr.]
I-6
|
24607 |
heermoes |
paard(s)staart:
pɛsštart (Q032a Puth),
paardsstaart:
-
pèèsjsjtart (Q032a Puth)
|
Equisetum arvense L. [DC 17 (1949)] || Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5, III-4-3
|
18015 |
hees, schor |
hees:
(h)eisj zin (Q032a Puth),
heisj (Q032a Puth)
|
hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24168 |
heggenmus |
haagmus:
haagmösch (Q032a Puth)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
hiebéssem (Q032a Puth)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23208 |
heilig |
heilig:
hèllig (Q032a Puth)
|
heilig [SGV (1914)]
III-3-3
|
33725 |
hek |
veken:
vēi̯kǝ (Q032a Puth)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|