e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Raeren

Overzicht

Gevonden: 352
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
postbode briefdrager: bre.fdre.jər (Raeren), Briefträger (Raeren), brievendrager: bre.vedre.jər (Raeren) postbode [RND] III-3-1
postelein portelak: poͅrtəlak (Raeren, ... ) postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)] I-7
poten zetten: zętsǝ (Raeren) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
prei porrei: poreͅə (Raeren, ... ) [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)] I-7
prijzen (mv.) prijzen: pri:zə (Raeren) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
proppenschieter knapbus: kleine zwevende i  knabeuis (Raeren, ... ) Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
raam venster: venstǝr (Raeren  [(+)]  ) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
reiskoffer koffer: Karte 365.  koffer (Raeren) Reisekoffer III-3-1
restant zoogdieren tand: tsâ.ŋkt (Raeren) tand III-4-2
riek, mestriek mestgaffel: [mest]ja.fǝl (Raeren  [(drie of vier)]  ) Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.] I-1