24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
haagroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
hāxrūs (Q263p Raeren),
hondsroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
hoŋsrūəs (Q263p Raeren),
wilde rozenstok:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wilde rūəzəštok (Q263p Raeren)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24557 |
wilg (alg.) |
wijde:
wij (Q263p Raeren),
wijdenboom:
(omgespeld)
wijəbōm (Q263p Raeren)
|
de wilg [Lk 6 (1953)]
III-4-3
|
24628 |
wilgensoorten |
treurwijde:
(omgespeld)
trūrwij (Q263p Raeren)
|
namen voor verschillende soorten wilgen [Lk 6 (1953)]
III-4-3
|
22770 |
winnen |
gewinnen:
Inf.; - jewun (won), jewonne (gewonnen).
jəwĕnə (Q263p Raeren)
|
Winnen. [ZND m]
III-3-2
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mūǝrǝ (Q263p Raeren)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
witte kappes:
wis kappes (Q263p Raeren)
|
[Lk 05 (1953)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
bachstelze (du.):
ba:xštɛ.lts (alg.) (Q263p Raeren)
|
kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
21267 |
woord |
woord:
wu.ət (Q263p Raeren)
|
woord [RND]
III-3-1
|
21014 |
wormstekig |
heeft een worm:
(heeft) ənə wōrəm (Q263p Raeren)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫ.tsǝl (Q263p Raeren)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|