e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ransdaal

Overzicht

Gevonden: 943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eggen na het zaaien de zaad op[eggen]: dǝ zǭt˱ ǫp˱[eggen] (Ransdaal) Met de hand gezaaid graan moest met de eg in de grond worden gewerkt. Daarvoor gebruikte men de zaadeg. Als men niet over zulk een eg beschikte of als men gezien de grondsoort e.d. de verschillende bewerkingen of egwijzen met dezelfde eg(soort) kon uitvoeren, egde men de ingezaaide akker na met de gewone eg, die dan "bot" was aangespannen. Machinaal (in rijen) gezaaid graan hoeft niet ondergeëgd te worden, omdat het door de zaaimachine al in de grond is gebracht. Men egde een aldus ingezaaide akker soms nog een keer na, om de sporen van de zaaimachine en de paardetrappen uit te wissen. Als men bij het na-eggen van het ingezaaide stuk geen keerstroken in acht hoefde te nemen, werkte men de kanten van de akker af, door enkele banen rond het hele perceel te eggen. Voor ''eggen'' en ''eggen'' zie het lemma ¬¥eggen¬¥.' [JG 1a+ 1b+ 1d; N 11, 80b; N 11A, 172c + 178; N P, 16 add.; div.; monogr.] I-2
eggen vóór het zaaien inbreken: ebrē̜kǝ (Ransdaal), op[eggen]: ǫp[eggen] (Ransdaal), voor[eggen]: vȳǝr[eggen] (Ransdaal) Ten aanzien van het eggen van een akker voordat deze wordt ingezaaid, doen zich de volgende mogelijkheden voor. Een pas geploegde akker hoeft men, als het een lichte grondsoort betreft, meestal alleen nog maar met de eg te bewerken om het reliëf van de ploegsneden te breken en de aardkluiten te verkruimelen. De akker is dan gereed om te worden ingezaaid. Pas geploegde zwaardere grond wordt, nadat men met de eg de voren gebroken heeft, vaak met de landrol bewerkt en vervolgens opnieuw geëgd. Als een akker geruime tijd vóór het zaaien (eventueel vóór de winter) is geploegd, dient men hem eerst met de eg (of met de cultivator) te bewerken, om de aangezakte en door de regen dichtgeslagen grond weer open te trekken en luchtig te maken. Zo nodig rolt men deze akker, om hem vervolgens zaaiklaar te eggen. Van de onderstaande termen hebben de meeste het land, de akker of het stuk tot object, ook al werd dat niet steeds opgegeven. Sommige daarvan lijken ook wel absoluut gebruikt te kunnen worden. In de toelichting bij het lemma ''eggen'' is aangegeven, hoe ''eggen'' en ''eggen'' verstaan moeten worden. Voor het (...)-gedeelte van enige varianten aan het einde zie men het volgende lemma.' [JG 1a + 1b; N 11, 80c; N 11A, 172a + b; N P, 15 + 16 add.; div.; monogr.] I-2
egketting, koppelhaak trekhaak: trękhǭk (Ransdaal) De haak of korte ketting met haak en ring, die de eg verbindt met het zwenghout van het paard; zie afb. 59. Voor het woorddeel ''eg'' resp. ''eg'' zij verwezen naar het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 74; N 11A, 157a + b; monogr.] I-2
eglichter egestek: ē̜gǝštɛk (Ransdaal) Een houten stok, met twee touwen (of een touw) verbonden met de eg, ofwel een stok of staaf met een haak van onderen en een handgreep van boven, om deeg op te lichten tijdens het eggen. Zie de afb. 67 en 68. [JG 1a + 1b + 2c; N 11, 73a + b + c; N 11A, 165a + b; div.; monogr.] I-2
egtanden egetanden: ē̜gǝtɛŋ (Ransdaal) Oude houten eggen hadden houten tanden. Ze waren schuin in het raam aangebracht, meestal in de hoofdbalken. Bij de driehoekige eg wezen ze in de richting van het verbindingspunt van de beide hoofdbalken. Bij een vierhoekige eg stonden de tanden naar één van de hoeken gericht. Een houten eg die als onkruideg gebruikt werd, was vaak van ijzeren tanden voorzien. Een ijzeren eg heeft steeds ijzeren tanden. In dit lemma zijn achter de (meervoudige) varianten of achter de plaatsnummers ook opgaven in de enkelvoudsvorm vermeld. [JG 1a + 1b; N 11, 68; N 11A, 155d + e; monogr.] I-2
ei zonder schaal liezenei: līzǝnęi̯ (Ransdaal) Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.] I-12
eieren uithalen rapen: rāpǝ (Ransdaal) De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35] I-12
eindvoor aan de zijkant reenvoren: ręi̯nvūǝrǝ (Ransdaal) Bedoeld wordt de laatste, aan de zijkant van de akker geploegde voor. Als men met een enkele (niet-keerbare) ploeg bijeenploegt, ontstaat er aan beide zijkanten een laatste voor. De eindvoor aan de zijkant valt in het algemeen samen met de grensvoor. Vandaar dat de voor waarmee het ploegen van een akker aan de zijkant(en) besloten wordt, vaak dezelfde benaming heeft als de voor die tot akkergrens dient. Omgekeerd werden op de vraag naar de "grensvoor" woorden als zijvoor, kantvoor en laatste voor gegeven, die eerder aan de be√´indiging van het ploegwerk dan aan de akkergrens doen denken. Als voor "een van beide zijvoren van een bijeengeploegde akker" of voor "de eindvoor van een van één kant omgeploegde akker" dezelfde term werd opgegeven als voor "akkergrensvoor", is deze niet hier maar in het lemma akkergrens ca. opgenomen. Het betreft de volgende woordtypen en plaatsen: scheivoor K 278, L 248; grensvoor L 248; reenvoor Q 96d; reen L 422, 429a, P 175, Q 36, 94b, 97, 117, 188; gescheid L 248, 387; scheiding L 115, 192b, 209. De in dit lemma voorkomende meervoudsvormen betreffen de beide zijvoren van een bijeengeploegde akker. [N 11, 57; N 11A, 117d + 119d; monogr.] I-1
eindvoor in het midden middenvoor: medǝ[voor] (Ransdaal) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
emmer tob: top (Ransdaal), meervoud tobbe  top (Ransdaal, ... ) emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)] III-2-1