| 32853 |
nerf van de weide |
groes:
grǫu̯s (Q111q Ransdaal)
|
Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.]
I-3
|
| 30801 |
nerfkant |
nerf:
nɛrf (Q111q Ransdaal)
|
De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a]
II-10
|
| 29090 |
nestelgaatje (bij knoopsgat) |
langwerpige ring:
laŋkwɛrpegǝ reŋk (Q111q Ransdaal)
|
Het peervormige gaatje aan de voorkant van een knoopsgat. [N 59, 140]
II-7
|
| 34222 |
neusklem |
scheer:
šēr (Q111q Ransdaal)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
| 34370 |
neusring |
wroetelring:
vrø̄tǝlreŋk (Q111q Ransdaal)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
| 34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhawtǝ (Q111q Ransdaal)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
| 34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lē̜x (Q111q Ransdaal)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
| 29100 |
niet glad hangen |
lemmelen:
lęmǝlǝ (Q111q Ransdaal)
|
Het niet glad afhangen van het colbert onder in de ronding. [N 59, 96; N 59, 104]
II-7
|
| 29086 |
omboorden |
boorden:
bø̜̄rdǝ (Q111q Ransdaal),
bø̜̄rǝ (Q111q Ransdaal)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
| 33664 |
omheinde wei |
huiswei:
hūswęi̯ (Q111q Ransdaal),
kalverwei:
kawvǝrwęi̯ (Q111q Ransdaal),
overwei:
yǝvǝrwęi̯ (Q111q Ransdaal),
varkenswei:
vɛrkǝswęi̯ (Q111q Ransdaal)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|