e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rapertingen

Overzicht

Gevonden: 253

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kossem kossem: kǫsǝm (Rapertingen) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kraaien, gezegd van de haan zingen: zęŋǝ (Rapertingen) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
krielkip slofhennetje: slufenǝkǝ (Rapertingen) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
kruisbeen kruisbeen: krē̜sbīn (Rapertingen) Heiligbeen, os sacrum; één der beenderen van het bekken. Het is een driehoekig beenstuk, ontstaan uit de vergroeiing van vijf wervels. [N 3A, 110a] I-11
lammeren lammen: lamǝ (Rapertingen) Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
lege eerste koe weibeest: wēbīs (Rapertingen) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
legnest legnest: lęxnęs (Rapertingen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden springen: spręŋǝ (Rapertingen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lepbig tetbig: tętbex (Rapertingen) Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.] I-12
lichtbonte koe bonte koe: bǫntǝ [koe] (Rapertingen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b] I-11