34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
tie, tie, tie:
ti, ti, ti (Q072a Rapertingen)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
piet, piet:
pit, pit (Q072a Rapertingen)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus:
kūš, kūš (Q072a Rapertingen)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
mette:
mętǝ (Q072a Rapertingen)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q072a Rapertingen)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34217 |
roepwoord voor de stier |
menne:
męnǝ (Q072a Rapertingen)
|
[N 3A, 13]
I-11
|
32834 |
rollen |
rollen:
rǫlǝ (Q072a Rapertingen)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50]
I-11
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
roodbont (bijvgl. nmw.):
rūǝtbǫnt (Q072a Rapertingen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
lichtrood (bijvgl. nmw):
lixrūǝt (Q072a Rapertingen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|
34022 |
rundvee |
beesten:
bistǝ (Q072a Rapertingen)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|