| 34178 |
slijmkoek |
leeftong:
līǝftuŋ (Q072a Rapertingen)
|
Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56]
I-11
|
| 34111 |
sneb |
sneb:
snęp (Q072a Rapertingen)
|
Wit vlekje op de snuit van de koe. [N 3A, 137]
I-11
|
| 34510 |
snot |
snot:
snot (Q072a Rapertingen)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
| 17590 |
snuit |
snuit:
snø̜t (Q072a Rapertingen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]
I-12
|
| 34118 |
soortige koe |
gesloten koe:
gǝslø̄ǝtǝ køi̯ (Q072a Rapertingen)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
| 34225 |
staartkoord |
koord:
kǫrt (Q072a Rapertingen)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
| 34087 |
staartkwast |
kwispel:
kwespǝl (Q072a Rapertingen)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
| 34028 |
stamboekkoe |
stamboekkoe:
stambuk[koe] (Q072a Rapertingen)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
| 34050 |
stier |
duur:
dir (Q072a Rapertingen)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
| 34075 |
stomphoorns |
kromme hoorns:
krum hø̄rǝs (Q072a Rapertingen)
|
Afgebrokkelde of slecht ontwikkelde hoorns. [N 3A, 106c]
I-11
|