34526 |
eieren uithalen |
rapen:
rāpǝ (Q072a Rapertingen)
|
De gelegde eieren uit het nest halen of oprapen. In dit lemma is een opgegeven object ei of eieren niet gedocumenteerd. Voor een fonetische documentatie van "ei" zie het lemma EI (5.11.2). [N 19, 35]
I-12
|
34119 |
forsgebouwde koe |
stuk van een koe:
stęk van ǝn kø̜ (Q072a Rapertingen)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
stierling:
stīrleŋ (Q072a Rapertingen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
34472 |
gesneden haan |
kapuin:
kapun (Q072a Rapertingen)
|
[N 19, 60a; monogr.]
I-12
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bęrǝx (Q072a Rapertingen)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (Q072a Rapertingen)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
34120 |
goede vleeskoe |
eersteklas koe:
istǝklas kø̜ (Q072a Rapertingen)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
34210 |
grazen |
lopen:
lūpǝ (Q072a Rapertingen)
|
Zie afbeelding 8. [N 3A, 10; monogr.]
I-11
|
34471 |
haan |
haan:
ãn (Q072a Rapertingen)
|
Het mannetje van de hoenderen. [N 19, 39; A 39, 3c; A 6, 1a; A 2, 30; L 7, 27; L 14, 19; L 26, 17; L 1a-m; JG 1a, 1b; Wi 13; Wi 17; Gwn 5, 15 add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34469 |
haan zonder staart |
bolhaan:
bǫlhãn (Q072a Rapertingen)
|
[N 19, 62a]
I-12
|