e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reijmerstok

Overzicht

Gevonden: 634

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtig vol: vǭl (Reijmerstok) [N 3A, 33] I-11
dragen dragen: draage (Reijmerstok) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
driespeen koe met drie demen: kō mɛt drii̯ dē̜mǝ (Reijmerstok) Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] I-11
drinken drinken: drinke (Reijmerstok) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3
droge koe droge manse koe: drȳǝx mǭs kō (Reijmerstok) Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73] I-11
droogstaan droogstaan: (de koe) stē̜t drȳǝx (Reijmerstok) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer nat (weer): nat (Reijmerstok) nat [DC 02 (1932)] III-4-4
duizendpoot duizendpoot: doezendpôêt (Reijmerstok) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
dunne melk dun (bijvgl. nmw.): døn (Reijmerstok) Dunne melk met een laag vetgehalte. [N 3A, 74] I-11
eeltwrat, zweelwrat sporen: špǭrǝ (Reijmerstok) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9