e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Reijmerstok

Overzicht

Gevonden: 634
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pootjesblaas pootjesblaas: pȳǝtjǝsblǭs (Reijmerstok) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
poten planten: plāntǝ (Reijmerstok) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
praam praam: prām (Reijmerstok) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
proppenschieter knapbus: knabbös (Reijmerstok) Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)] III-3-2
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Reijmerstok) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
putemmer emmer: ømər (Reijmerstok) [N 12 (1961)] I-7
raar, vreemd raar: raar (Reijmerstok) raar [DC 02 (1932)] III-1-4
rammelaar rekel: rèkel (Reijmerstok) konijn, mannetje [DC 04 (1936)] III-2-1
rammelkar hoddelskar: hodǝlskar (Reijmerstok) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rechterachterkwartier rechtse vierdel achter: rɛxtsǝ vidǝl axtǝr (Reijmerstok) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11