32842 |
veldstrengen |
klinken:
kleŋkǝ (Q203a Reijmerstok)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
26403 |
velg |
velling:
veleŋ (Q203a Reijmerstok)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
34155 |
verdrogen |
verzijen:
vǝrzii̯ǝ (Q203a Reijmerstok)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
21412 |
verhaal |
vertelseltje:
vertelselke (Q203a Reijmerstok)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
het achterste voor liggen:
het achterste voor liggen (Q203a Reijmerstok)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
19038 |
verlegen |
beschaamd:
besjèmt (Q203a Reijmerstok),
bleu:
blûû (Q203a Reijmerstok),
verlegen:
verlèèjge (Q203a Reijmerstok),
verlêêge (Q203a Reijmerstok)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
34165 |
verlopen |
zich verlopen:
(de koe heeft) zex vǝrlǭpǝ (Q203a Reijmerstok)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
34233 |
verse koe |
versgekalfde koe:
vē̜rsgǝkǭfdǝ kō (Q203a Reijmerstok)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
17625 |
verstandskies |
baktand:
baktaant (Q203a Reijmerstok)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34070 |
vet te mesten vaars |
mastkalf:
maskǭf (Q203a Reijmerstok)
|
[N 3A, 75c]
I-11
|