17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfroemelen (Q012p Rekem)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-nietje (Q012p Rekem)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zijbaar:
zeͅi̯bār (Q012p Rekem),
zéjbār (Q012p Rekem)
|
vergiet [ZND m]
III-2-1
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vergeven (Q012p Rekem),
vergève (Q012p Rekem)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
òpwèèrmə (Q012p Rekem)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19370 |
verhuizen |
verhuizen:
verŭŭze (Q012p Rekem)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (Q012p Rekem)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrejə (Q012p Rekem)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
vrijage:
vri-jaasj (Q012p Rekem)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrejə (Q012p Rekem),
vrèjjen (Q012p Rekem)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|