e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q012p plaats=Rekem

Overzicht

Gevonden: 3899
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gauwdief gauwdief: gawdēf (Rekem) gauwdief [ZND 01 (1922)] III-3-1
gazon gazon: gàzón (Rekem) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] III-2-1
gebarsten en zwartgeblakerd gereten: gǝrē̜tǝ (Rekem), verongelukt: vǝrǫnørǝk (Rekem), versnapt: vǝrsnap (Rekem) [N 29, 66b; monogr.] II-1
gebit gebeet: gǝbēǝ.t (Rekem), tanden: tan (Rekem) Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)] I-9, III-1-1
gebluste kalk gebluste kalk: gǝbløštǝ kalǝk (Rekem), kalk: kalǝk (Rekem), poederkalk: pujǝrkalǝk (Rekem), zakkalk: zakkalǝk (Rekem) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
gebouw bouw: bōu̯ (Rekem, ... ), bètiment (fr.): batimeͅnt (Rekem, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebrekkig gebrekkelijk: gəbriəkələk (Rekem), n gebriekelijke minsch (Rekem), ənə gəbriəkələkə (Rekem), ongerade: oŋgərāj (Rekem), ənən oŋgərājə (Rekem) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] || gebrekkig [ZND 01 (1922)] III-1-2
gebrekkig persoon gebrekkelijke mens: n gebriekelijke minsch (Rekem), gebrekkelijke, een -: ənə gəbriəkələkə (Rekem), ongeraden, een -: ənən oŋgərājə (Rekem) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebruik gebruik: gəbry(3)̄k (Rekem), gəbry:k (Rekem), ət Xəbrüük (Rekem), gewente: gewende (Rekem), gewente (Rekem), de e klinkt als de ai in het Franse paix  gewente (Rekem) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)] || gebruik. [ZND m] III-3-2
gedienstig gedienstig: gedeenstig (Rekem) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4