33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kes (Q012p Rekem)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
24480 |
hazelaar |
hazenotenstruik:
(h)āzənōtəstrūk (Q012p Rekem),
hazestruik:
hazestroek (Q012p Rekem),
hāzəstrūk (Q012p Rekem)
|
hazelstruik [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
(h)āzənōt (Q012p Rekem),
ha:zəno:t (Q012p Rekem),
hazeneut (Q012p Rekem),
hāzənōt (Q012p Rekem),
hāzən‧oͅ:t (Q012p Rekem)
|
hazelnoot [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)], [ZND m]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
steel:
stēl (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
hecht van een mes [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-2-1
|
17857 |
heen en weer draaien |
draaien:
draaien (Q012p Rekem),
drentelen:
drentele (Q012p Rekem)
|
Heen en weer draaien (drentelen, drimmelen, drispelen, draaien) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17865 |
heen en weer schuiven |
schroevelen:
sjroèvele (Q012p Rekem),
wiebelen:
wiebelen (Q012p Rekem)
|
Heen en weer schuiven (wiebelen, wiemelen, sjroevelen, winaauwen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
18015 |
hees, schor |
hees:
(h)ɛjš (Q012p Rekem),
hijsj (Q012p Rekem),
hɛjš (Q012p Rekem)
|
hees [ZND 01 (1922)] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)]
III-1-2
|
20129 |
heet, hitsig |
loops:
løͅij.pš (Q012p Rekem)
|
heet, hitsig [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19447 |
heg, haag |
heg:
(h)ék (Q012p Rekem)
|
Omheining bestaande uit geschoren kreupelhout of struikgewas (heg, haag, hoftuin) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23208 |
heilig |
heilig:
hɛləch (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
hɛl‧əch (Q012p Rekem),
h⁄ɛl‧əch (Q012p Rekem)
|
Heilig. [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-3
|