31466 |
houten hamer |
houten hamer:
ǫwtǝn āmǝr (Q012p Rekem),
houten klaas:
ǫwtǝ klǭs (Q012p Rekem)
|
Hamer die geheel uit hardhout is vervaardigd. Zie ook afb. 89. De houten hamer wordt onder meer gebruikt bij bepaalde soorten beitels en om houtverbindingen aan te slaan. [N 53, 127; L 1a-m; monogr.]
II-12
|
18355 |
houten sandaal |
slets:
sleͅtsə (Q012p Rekem)
|
sandaal-achtig voetbekleedsel bestaande uit een houten zool en enkele riempjes over de voet [triep, klepper] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32083 |
houtlijm |
lijm:
līm (Q012p Rekem)
|
In het algemeen de lijm waarmee houten delen met elkaar verbonden worden. Aanvankelijk moesten de ingrediënten van de houtlijm door de timmerman zelf worden vermengd en verwarmd. Later kwamen er soorten die met water aangemaakt konden worden. Als bestanddelen werden onder meer visafval en beenderen gebruikt. Houtlijm die verwarmd moest worden, werd in de vorm van platen en korrels verkocht. Zie ook afb. 150. [L 30, 26a; N 54, 1b-i; monogr.]
II-12
|
19629 |
houtskool |
ameren:
ǭmǝrǝ (Q012p Rekem)
|
De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
24170 |
houtsnip |
houtsnep:
IPA, omgesp.
hōͅu̯tsnɛp (Q012p Rekem)
|
houtsnip (34 grote uitgave van watersnip [116], maar dan bosvogel; meest op trek; ook zeldzame broedvogel; roep in de lente [tsp...wok, wok, wok]; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
31803 |
houtsplinter |
splinter:
splentǝr (Q012p Rekem)
|
Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.]
II-12
|
28300 |
houtwagen, houtslede |
slede:
slęj (Q012p Rekem
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
IJzeren mijnwagentje voorzien van twee zijwanden of enkele opstaande ijzers, waarmee lang materiaal zoals boorijzers, lange stijlen en luchtkokers worden vervoerd. De "mop" uit Q 121 was een halfronde mijnwagen voor materiaaltransport, die op de Domaniale mijn uitsluitend in hellingen en dalingen werd gebruikt. [N 95, 329; monogr.; Vwo 697; Vwo 712; Vwo 801]
II-5
|
27225 |
houwer |
ouvrier/ovrî:
uvri (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen])
|
Algemene benaming voor een geschoolde ondergrondse arbeider. Al naar gelang de werkzaamheden onderscheidt men verschillende soorten houwers. Zie ook de lemmata Koolhouwer, Steenganghouwer, Stutter en Schachtman, Schachthouwer. [N 95, 144; monogr.]
II-5
|
18962 |
huichelaar |
schijnheilige:
dad -ɛz ənə šinɛləgə (Q012p Rekem),
ch Fr. ie als in bier e van heilig als in Fr. est
dat is eine schienheilege (Q012p Rekem)
|
huichelaar (schijnheilige, enz.) [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
vel:
vel (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
vɛl (Q012p Rekem),
(mv)
vɛlǝ (Q012p Rekem)
|
[L 29, 44]de huid (van de mens) [ZND 29 (1938)]
I-11, III-1-1
|