25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
iezel
īzəl (Q012p Rekem)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
īsələ (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
iezelen
īzələ (Q012p Rekem)
|
ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q012p Rekem)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
haak:
hōͅk (Q012p Rekem),
puthaak:
pøthōͅk (Q012p Rekem)
|
[ZND 32 (1939)]
I-7
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
plaatje:
pleͅtšə (Q012p Rekem)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17846 |
in beweging komen |
(zich) roeren:
zich reure (Q012p Rekem),
zich roeren (Q012p Rekem),
in gang schieten:
èn gang sjeete (Q012p Rekem)
|
In beweging komen (op gang komen, (zich) roeren, bewegen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
20442 |
in de doodskist leggen |
in de kist steken:
znd 32, 20;
hum in de kist steeken (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
kisten:
kiste (Q012p Rekem),
znd 32, 20;
kiste (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 115 (2003)] || een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|
17878 |
in de rug slaan (met de vuist) |
stompen:
stompen (Q012p Rekem),
stoten:
stoeëte (Q012p Rekem)
|
Met de vuist in de rug slaan (doffen, dompen, stompen, stoten, sjtokken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19449 |
in de tuin werken |
de moestem doen:
də moosəm doon (Q012p Rekem)
|
Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22786 |
in een beek baden |
baden:
baaien in de beèk (Q012p Rekem),
bāje (Q012p Rekem),
in ejn baik gaon baaien (Q012p Rekem),
zeg ɛn bēg bājə (Q012p Rekem),
poedelen:
zich baden, een bad nemen, vooral in beken of vijvers
zeX pudələ (Q012p Rekem)
|
In een beek baden. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|