25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
klōr (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
klērə (Q012p Rekem),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kleeren (Q012p Rekem),
klē:rə (Q012p Rekem),
sint-markoen:
sent markūn (Q012p Rekem),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
ər ɛ:t ət ṣent Marku:n! (Q012p Rekem)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17893 |
klieven |
klieven:
kleven (Q012p Rekem),
splitsen:
splitse (Q012p Rekem)
|
Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17736 |
klinken |
klingelen:
klingele (Q012p Rekem)
|
Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
31497 |
klinknagel |
rivet:
rǝvęt (Q012p Rekem)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11
|
24536 |
klit |
klit:
klɛt (Q012p Rekem),
klɛtər (Q012p Rekem)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
20950 |
klokhuis |
kits:
kētš (Q012p Rekem)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
trip:
trep (Q012p Rekem),
[vgl. WLD II.12, p.165]
trep (Q012p Rekem)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)]
II-12, III-1-3
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
klóntərə (Q012p Rekem)
|
klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23280 |
kloosterorde |
orde:
ein streng orde (Q012p Rekem)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|