17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knōͅrs (Q012p Rekem),
knu.rš (Q012p Rekem)
|
kraakbeen [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kéjngərbét (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (Q012p Rekem)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krūnəkrān (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
IPA, omgesp.
krūnəkrān (Q012p Rekem)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
dabben (Q012p Rekem),
krabben:
krabǝ (Q012p Rekem),
kretsen:
kraetsə (Q012p Rekem),
kretse (Q012p Rekem)
|
krabben [ZND 01 (1922)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] || Zijn hoofd krabben tegen de jeuk (dabben, kretsen, kratsen). [N 109 (2001)]
II-1, III-1-2
|
25404 |
krabber |
krabber:
krabǝr (Q012p Rekem),
pot:
pǫt (Q012p Rekem)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
25550 |
krabsel |
schrapsel:
šrapsǝl (Q012p Rekem)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|
18372 |
krakende schoen |
kraakschoen:
krakšon (Q012p Rekem)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
kriəmər (Q012p Rekem),
krīəmər (Q012p Rekem)
|
kramer [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
kəzɛt (Q012p Rekem),
jongere
gezɛt (Q012p Rekem)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|