19105 |
kwezel |
femelaar:
fēməlɛ̄r (Q012p Rekem),
kwezel:
kwe:zəl (Q012p Rekem),
kwēzəl (Q012p Rekem),
wat ’n kweezel (Q012p Rekem),
wat ’n kwezel (Q012p Rekem)
|
Kwezel. [ZND 01 (1922)], [ZND m] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zijver (Q012p Rekem),
zèver (Q012p Rekem)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwĕspələ (Q012p Rekem),
kwispele (Q012p Rekem),
met zijn staartje houwen:
mèt ze stertje huie (Q012p Rekem)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
28277 |
laadbak |
trémie/trimouye:
trǝmi (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen]),
trǝmuj (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Vaste of schuddende laadbak onder aan een pijlervoet of onder een wentelgoot, die wordt gebruikt om mijnwagens met ontgonnen gesteente te vullen. In de mijnen van Winterslag en Waterschei maakt men volgens de invuller uit Q 3 een verschil tussen enerzijds de "schudbak" die zich aan de voet van de pijler bevindt, en anderzijds de "trimouye" en de "schudtafel" die aan het uiteinde van de wentelgoot zijn bevestigd. [N 95A, 3; monogr.; N 95, add.; Vwo 458; Vwo 459; Vwo 774; Vwo 786; Vwo 796]
II-5
|
28273 |
laadplaats |
chargement:
chargement (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zolder]),
laadplaats:
lājplāts (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Emma, Maurits])
|
De ondergrondse ruimte naast de schacht waar de mijnwagens op de kooi worden geduwd. [N 95, 690; monogr.; N 95A, 3; N 95, 178]
II-5
|
28275 |
laadpunt |
chargement:
chargement (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zwartberg])
|
De plaats waar de mijnwagens ondergronds geladen worden. [monogr.; N 95, 690; N 95, 691; Vwo 21; Vwo 462; N 95, 178]
II-5
|
24925 |
laag grond |
laag:
laog (Q012p Rekem),
loəg (Q012p Rekem),
ps. omgespeld volgens Grootaers.
lōͅx (Q012p Rekem)
|
laag (znw.) [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
ring:
rę.ŋk (Q012p Rekem)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33650 |
laagte in een akker |
del:
dɛl (Q012p Rekem)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagste:
lixstǝ (Q012p Rekem),
laagte:
lięxtǝ (Q012p Rekem),
liǝgdǝ (Q012p Rekem),
līǝxtǝ (Q012p Rekem)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|