19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw geraakt:
ook materiaal znd 28, 49
gaauw geraakt (Q012p Rekem),
kort geverst:
ook materiaal znd 28, 49
koͅrtxəvēͅrs (Q012p Rekem),
krikkel:
ook materiaal znd 28, 49
krekəl (Q012p Rekem)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
armen en benen:
erm - benj (Q012p Rekem),
erm en bein (Q012p Rekem)
|
Ledematen (leden, armen en benen). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
27568 |
lidmaatschapsboekje |
boekje van het syndicaat:
bø̄kskǝ van ǝt sendikāt (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Lidmaatschapsboekje van de vakbond. [N 95, 983]
II-5
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
leet (Q012p Rekem),
lēt (Q012p Rekem),
liedje:
leedshe (Q012p Rekem),
leetsjə (Q012p Rekem)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)] || Lied. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liedjes:
lētšəs (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
Lied (enk. en mv.). [ZND 01 (1922)] || Liederen. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
liefde:
lēvdə (Q012p Rekem)
|
Liefde. [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
vleien:
flēͅjə (Q012p Rekem)
|
liefkozen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (Q012p Rekem),
legen (Q012p Rekem),
lēgə (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
légen (Q012p Rekem)
|
liegen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
27466 |
lier |
treuil:
treuil (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Eisden])
|
Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797]
II-5
|
17647 |
lies |
dun, de -:
dŏn (Q012p Rekem),
dôn (Q012p Rekem),
lies:
lēs (Q012p Rekem)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies (v.h. been, Fr. aine) [ZND 01 (1922)]
I-12, III-1-1
|