21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
ps. omgespeld volgens Frings.
bəkoͅstəgə (Q012p Rekem)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21600 |
belofte niet houden |
afzeggen:
afzege (Q012p Rekem),
liegen:
leegen (Q012p Rekem)
|
hoe heet: een belofte of een gegeven woord niet houden, een overeenkomst opzeggen? (in 1 woord) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
beloken paaschen (Q012p Rekem),
gebroken pasen:
gəbrōͅkə pōšə (Q012p Rekem)
|
Beloken Pasen (zondag na Pasen). [ZND 17 (1935)]
III-3-3
|
32572 |
bemesten |
bemesten:
bǝmęstǝ (Q012p Rekem),
mesten:
męstǝ (Q012p Rekem)
|
De in dit lemma opgenomen woorden betekenen "mest in het land doen, het land vruchtbaar maken met stalmest". Ze worden doorgaans gebruikt in combinatie met "akker", "(stuk) land" e.d., ook al is dit object - behoudens een enkele uitzondering - bij de onderstaande woordtypen er niet bij vermeld. Voor mesten in de zin van "mest naar het land brengen" en "mest over het land uitspreiden" zie men de lemmata mest uitrijden en mest verspreiden. [JG 1a + 1b; N 11, 14; N 11A, 1; L 1a -m; L 31, 18; S 23; mongr.]
I-1
|
25103 |
benauwd en vochtig weer |
benauwd (weer):
benait
bənàit (Q012p Rekem),
dof (weer):
dof (Q012p Rekem),
domp:
ps. letterlijk overgenomen.
doṃp (Q012p Rekem),
heet:
ɛit (Q012p Rekem),
laf (weer):
laf (Q012p Rekem)
|
warm, benauwd en vochtig weer (in de zomer) [bederfelijk, voos, smoel, zoel, zuul, broejerig, luimerig, mottig, moddelwarm, zomig] [N 22 (1963)] || zwoel [ZND 08 (1925)] || zwoel, drukkend warm (mof, smoel) [ZND B2 (1940sq)]
III-4-4
|
17672 |
benen (spotnamen) |
kromme benen:
krom beinj (Q012p Rekem),
stelten:
stelten (Q012p Rekem),
stompels:
stumpele (Q012p Rekem)
|
Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)] || Spotbenamingen voor de benen [N 109 (2001)] || Stevige benen (stompels, gestapeleerd) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17860 |
bengelen |
bommelen:
boͅmələ (Q012p Rekem)
|
bengelen [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|
30190 |
bepleisteren |
klenen:
klē̜nǝ (Q012p Rekem),
lemen:
lɛjmǝ (Q012p Rekem)
|
De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.]
II-9
|
21527 |
bericht |
tijding:
əch öp tejəŋ gəkrɛ̄gə (Q012p Rekem)
|
Ik heb tijding (ting, teng, enz.) gekregen. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
beslaag kriege (Q012p Rekem),
bəslāch krīgə (Q012p Rekem),
bloedsopdrang:
bloedsopdrank (Q012p Rekem)
|
een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|