18585 |
mannenonderhemd |
mansluihemd:
mansløjømə (Q012p Rekem)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
mantelkostuum:
mantəlkəstym (Q012p Rekem)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24601 |
maretak |
mistel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011
mĕstəl (Q012p Rekem)
|
maretak [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
23240 |
maria-hemelvaart |
half augustus:
haaf augustus (Q012p Rekem),
onze-lieve-vrouw-hemelvaart:
OLV Hemelvaart (Q012p Rekem),
onze-lieve-vrouw-kruidwis:
ozə lĕve vrow krūtwoeš (Q012p Rekem)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
mēͅrət (Q012p Rekem),
ɛntwēͅrs ōͅvər də mērət (Q012p Rekem),
merret: korte e
rech euver de merret (Q012p Rekem)
|
Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || markt [ZND m]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
malber:
malbər (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
maləbər (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
marmer:
marmere beeld (Q012p Rekem)
|
marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] || marmeren beeld [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
marmere beeld (Q012p Rekem)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
fis:
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
ves (Q012p Rekem)
|
steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
maske:
màskə (Q012p Rekem),
mombakkes:
mombakkes (Q012p Rekem),
moͅmbakəs (Q012p Rekem),
mommebakkes:
moməbakəs (Q012p Rekem),
mommesgebakkes:
mommesgebakkes (Q012p Rekem)
|
Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)] || Masker. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
32983 |
masteluin |
bontgoed:
bont˱gōt (Q012p Rekem)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|