34095 |
melkaders |
melkaders:
melǝkǫi̯ǝrs (Q012p Rekem)
|
De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
afromer:
āfrø̜u̯mǝr (Q012p Rekem)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
24808 |
melkdistel |
dauwdistel:
doedistel (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem),
dūdestəl (Q012p Rekem)
|
[ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)]
I-7, III-4-3
|
34226 |
melken |
melken:
mɛ.lǝkǝ (Q012p Rekem),
mɛlǝkǝ (Q012p Rekem)
|
Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.]
I-11
|
33778 |
melkgebit |
veulenstanden:
vø̄ǝ.lǝstān (Q012p Rekem)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kau̯vǝrtāǝnt (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
męlǝkō (Q012p Rekem)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
melǝkspēǝgǝl (Q012p Rekem)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
17624 |
melktanden |
bijtertjes:
bitərkəs (Q012p Rekem),
melktanden:
melktan (Q012p Rekem),
mèlktan (Q012p Rekem),
tandjes-0:
taenšəs (Q012p Rekem)
|
kinderwoord voor tanden [ZND 07 (1924)] || Melktanden (zuigtanden, memmentanden, bijtertjes) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
25544 |
menggereedschap |
spatel:
spātǝl (Q012p Rekem)
|
De houten schop of ander gereedschap, gebruikt bij het mengen van de bloem. Meestal gaat het om een houten schep of een niet al te grote houten schop van uiteenlopende vorm. De informant van Q 97 vermeldt dat de "spatel" een ovaalvormig blad heeft en een dikke ronde steel. Verschillende informanten (L 270, 318b, Q 193) zeggen dat het mengen met de hand gebeurt. Zie afb. 16. [N 29, 18b]
II-1
|