17668 |
middelvinger |
middelste vinger:
middelste vinger (Q012p Rekem),
middenvinger:
middevinger (Q012p Rekem)
|
Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
ro.mp (Q012p Rekem)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
kleine aafbanden:
klęjn āf˱ban (Q012p Rekem)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
24352 |
mier |
aamzeik:
ōāmzēīk (Q012p Rekem),
ōͅmzɛi̯k (Q012p Rekem),
oͅmzēͅi̯k (Q012p Rekem),
ook in ZND 08, 152a
ōͅmzeͅi̯k (Q012p Rekem)
|
mier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24424 |
mierenhoop |
aamzeikennest:
oͅmzēͅi̯kəneͅs (Q012p Rekem)
|
mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
27655 |
mijnarts |
congolees:
congolees (Q012p Rekem
[(Eisden)]
[Maurits]),
slachter:
slachter (Q012p Rekem
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952]
II-5
|
28200 |
mijnbrand |
grauwvuur:
grawvȳr (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Domaniale])
|
Brand in het ondergrondse gedeelte van een mijn. [N 95, 232]
II-5
|
27676 |
mijnemplacement |
put:
pøt (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het gehele mijnterrein bovengronds. [N 95,3]
II-5
|
27310 |
mijngas |
gas:
gās (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat lichter is dan lucht, in bepaalde concentratie met lucht brandbaar of ontplofbaar en bij grote hoeveelheden verstikkend. Mijngas bevindt zich in de kool, het dak- en vloergesteente van de laag en in spleten en scheuren van het gesteente (MBK IV pag. 25). De term "gas" wordt in de Belgische mijnen slechts sporadisch gebruikt (Vanwonterghem pag. 114). [N 95, 229; monogr.; Vwo 336; Vwo 348]
II-5
|
28199 |
mijngasontploffing |
grauwvuur:
grawvȳr (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een ontploffing van mijngas. [N 95, 235; monogr.]
II-5
|