27704 |
mijnhoutterrein |
houtpark:
houtpark (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Terrein waar het hout ligt dat nodig is om de mijngangen te ondersteunen. [N 95, 36; monogr.]
II-5
|
27540 |
mijnkleding |
putkleder:
pøtklęjǝr (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Eisden])
|
De benaming voor mijnkleren in het algemeen. Een informant uit Q 121 merkt op dat "kuilmontuur" de benaming was voor kleding die men ondergronds droeg. [N 95, 59; monogr.]
II-5
|
28309 |
mijnlocomotief |
loco:
lǫkō (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
trolley:
trolley (Q012p Rekem
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Locomotief voor het ondergronds bedrijf die wordt aangedreven door perslucht, elektriciteit of met behulp van een dieselmotor. De opgave "trolley" uit Q 12 voor de mijn in Eisden duidt een elektrische locomotief aan. [N 95, 700; monogr.; Vwo 283; Vwo 480; Vwo 481]
II-5
|
28165 |
mijnlucht |
goede locht:
gōj lox (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Domaniale]),
slechte locht:
slɛxt lox (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Wilhelmina])
|
De in het ondergrondse gedeelte van de mijn voorkomende luchtmengsels (Heise/Herbst pag. 93). [N 95, 204; monogr.; N 95, 205; N 95, 206]
II-5
|
27790 |
mijnmeter |
géomètre:
géomètre (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zolder])
|
De mijnmeter voert in een mijn metingen uit en werkt details van het mijnplan uit. Vanwonterghem (pag. 114) spreekt van een beëdigd bediende die topografische opmetingen moet doen en ze op kaart moet uitwerken. Het woordtype "kettingtrekker" (Q 21), eigenlijk de benaming voor de hulp van de mijnmeter, werd op de mijn Maurits gebruikt als spotnaam voor de mijnmeter. Zie ook het lemma Hulp Van Mijnmeter. [N 95, 138; monogr.; Vwo 114; Vwo 154]
II-5
|
27547 |
mijnpet |
helm:
helm (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Plastic, vroeger leren, pet door de mijnwerker als hoofdbescherming gedragen. De invuller uit Q 113 merkt daarover op, dat toen hij in 1933 in de mijn begon, velen een oude pet of hoed droegen. Later voerde men op de vier Oranje-Nassaumijnen lichte, leren petten in en deze werden vervolgens weer vervangen door de versterkte leren pet en de plastic helm. [N 95, 66; monogr.]
II-5
|
27527 |
mijnschade |
putschade:
pøtšāj (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Domaniale])
|
Schade, bij voorbeeld aan huizen, veroorzaakt door het ondergrondse mijnwerk. Het kolen delven heeft tot gevolg dat de bodem zakt waardoor scheuren ontstaan in gebouwen. [N 95, 931]
II-5
|
27549 |
mijnschoenen |
schoenen:
šōn (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Maurits])
|
Schoenen met ijzerbeslag en stalen neuzen. De afkorting "W.I.M." in het woordtype "W.I.M.-schoenen" (L 426) staat voor "Werkplaatsen voor Invalide Mijnwerkers der Staatsmijnen. [N 95, 63; N 95, 884; monogr.]
II-5
|
28290 |
mijnwagen |
berlaine/berline:
bǝrlę̄nǝ (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
berlijn:
bɛrleŋ (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zolder])
|
Vierwielig ijzeren spoorwagentje met speciale vorm waarin kolen en stenen over rails kunnen worden vervoerd. De "birouche" is een kleinere uitvoering van het mijnwagentje. De "komfaat" uit Q 121 was een extra grote mijnwagen die op de Domaniale mijn tot ongeveer 1906 werd gebruikt bij het schachtvervoer. Op een ondergronds gelegen laadpunt werden de kolen vanuit kleine wagens, die in de lage galerijen reden, overgeladen in de grotere "komfaten". Deze werden dan op de kooi geduwd om naar bovengronds te worden vervoerd (Lochtman pag. 191). Het woordtype "afgebrande" werd op de mijn Maurits gebruikt voor een halve grote wagen (Loontjens pag. 30). [N 95, 671; monogr.; Vwo 111; Vwo 114; Vwo 116; Vwo 202; Vwo 515]
II-5
|
27219 |
mijnwerker |
koolputter:
kø̜lpøtǝr (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
putman:
pøtman (Q012p Rekem
[(Eisden / Zwartberg)]
[Eisden])
|
De algemene benaming voor mijnwerker ondergronds en bovengronds. Naast de neutrale benamingen is er een aantal dat een bepaalde gevoelswaarde heeft. Al naargelang de gebruikssituatie drukt men daarmee scherts, spot, kameraadschappelijkheid en schelden uit. Een ander aantal heeft het karakter van bijnamen. Het is moeilijk om deze categorieēn van benamingen exact af te bakenen. Zo kon "kuilpiet" zowel een populaire benaming zijn als een scheldbenaming. De normale betekenis van "kompel" is vriend of maat, maar in de Belgische mijnen werd het in het algemeen in een negatieve betekenis gebruikt. Het woord "balt" slaat op Baltische mijnwerkers die na de Tweede Wereldoorlog in de Limburgse mijnen zijn komen werken. Het wordt als scheldwoord gebruikt (Vanwonterghem pag. 55). "Pieren" was de naam voor de mijnwerkers die uit Maastricht kwamen. [N 95, 115; monogr.; Vwo 64; Vwo 88; Vwo 187; Vwo 227; Vwo 436; Vwo 444; Vwo 516; Vwo 554; Vwo 640; Vwo 861]
II-5
|