22681 |
mondstuk |
embouchure (fr.):
ambezjüür (Q012p Rekem),
ambousure (Q012p Rekem),
mondstuk:
montstoek (Q012p Rekem)
|
Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
25063 |
mondvol |
bof:
bof (Q012p Rekem),
ənə bof āfbitə (Q012p Rekem),
⁄n boaf aafbieten (Q012p Rekem),
mondvol:
əne moandvol aafbieten (Q012p Rekem)
|
hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] || mondvol (moffel) [ZND B1 (1940sq)]
III-4-4
|
23222 |
monnik |
broeder:
brōdər (Q012p Rekem),
ənə brudər (Q012p Rekem),
geestelijke:
gɛjsələk (Q012p Rekem),
monnik:
ənə monək (Q012p Rekem),
het woord monnik zelf wordt niet meer gebruikt
monəkɛnof (Q012p Rekem),
pater (lat.):
patər (Q012p Rekem),
pātər (Q012p Rekem),
ənə pātər (Q012p Rekem),
geen onderscheid
’n pater (Q012p Rekem)
|
Een monnik. [ZND 31 (1939)] || Monnik. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
27686 |
monteur |
ajusteur:
ajystø̄r (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Eisden])
|
Vakman op de mijn die machines, leidingen en apparaten ineenzet en ook repareert. [N 95, 147]
II-5
|
20521 |
moot vis |
stuk:
stōk (Q012p Rekem)
|
moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19356 |
mopperen |
brommen:
brŏmə (Q012p Rekem)
|
brommen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
23224 |
morgengebed |
morgengebed:
mørəgəgəbɛt (Q012p Rekem)
|
Morgengebed. [ZND 01 (1922)]
III-3-3
|
17891 |
morsen |
knoeien:
knoeien (Q012p Rekem),
knoeëje (Q012p Rekem)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
29998 |
mortel |
mortel:
mǫrtǝl (Q012p Rekem)
|
Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.]
II-9
|
30009 |
mortel bereiden |
mortel maken:
(mortel) mākǝ (Q012p Rekem)
|
De verschillende grondstoffen voor de bereiding van mortel afmeten en dooreenmengen. Zie voor de fonetische documentatie van '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 40a; monogr.]
II-9
|