e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondstuk embouchure (fr.): ambezjüür (Rekem), ambousure (Rekem), mondstuk: montstoek (Rekem) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol bof: bof (Rekem), ənə bof āfbitə (Rekem), ⁄n boaf aafbieten (Rekem), mondvol: əne moandvol aafbieten (Rekem) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] || mondvol (moffel) [ZND B1 (1940sq)] III-4-4
monnik broeder: brōdər (Rekem), ənə brudər (Rekem), geestelijke: gɛjsələk (Rekem), monnik: ənə monək (Rekem), het woord monnik zelf wordt niet meer gebruikt  monəkɛnof (Rekem), pater (lat.): patər (Rekem), pātər (Rekem), ənə pātər (Rekem), geen onderscheid  ’n pater (Rekem) Een monnik. [ZND 31 (1939)] || Monnik. [ZND 01 (1922)] III-3-3
monteur ajusteur: ajystø̄r (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]) Vakman op de mijn die machines, leidingen en apparaten ineenzet en ook repareert. [N 95, 147] II-5
moot vis stuk: stōk (Rekem) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen brommen: brŏmə (Rekem) brommen [ZND 01 (1922)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mørəgəgəbɛt (Rekem) Morgengebed. [ZND 01 (1922)] III-3-3
morsen knoeien: knoeien (Rekem), knoeëje (Rekem) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, knoeien, slabben, brassen) [N 108 (2001)] III-1-2
mortel mortel: mǫrtǝl (Rekem) Een mengsel van gebluste kalk of cement, zand of tras en water. Het wordt gebruikt om bij het metselen de stenen tot een samenhangend, vast geheel te verbinden. De aard en de hoeveelheid van de grondstoffen bepalen het gebruik van de verschillende soorten mortels. Vgl. de volgende lemmata. (zie kaart) [monogr.; div.] II-9
mortel bereiden mortel maken: (mortel) mākǝ (Rekem) De verschillende grondstoffen voor de bereiding van mortel afmeten en dooreenmengen. Zie voor de fonetische documentatie van '(mortel)', '(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 40a; monogr.] II-9