26147 |
muilband |
naafband:
nāf˱ba.nt (Q012p Rekem)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
34223 |
muilkorf voor kalveren |
muilkorf:
mūǝlkø̜rǝf (Q012p Rekem)
|
De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e]
I-11
|
17872 |
muilpeer |
muilpeer:
mulpɛ̄r (Q012p Rekem)
|
muilpeer [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
aansteker:
ānstēkərs (Q012p Rekem)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
moeës (Q012p Rekem)
|
muis [Willems (1885)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
mōēs (Q012p Rekem)
|
Muis van de hand: het onderste, vlezige deel van de duim (schenk). [N 109 (2001)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moezen (Q012p Rekem),
muizen vangen:
muis vangen (Q012p Rekem)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
33687 |
mulle grond |
mul:
møl (Q012p Rekem)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
34069 |
muntige koe |
lege koe:
lē̜x [koe] (Q012p Rekem),
manse koe:
mau̯s [koe] (Q012p Rekem)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
məts (Q012p Rekem),
pats:
patš (Q012p Rekem)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)]
III-1-3
|