34000 |
optuigen |
(het) getuig opleggen:
t ˲gǝtȳ.x˱ ǫplęqǝ (Q012p Rekem)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
28104 |
opvullen |
stape maken:
stape maken (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Eisden])
|
Een ontkoold pand met stenen en/of zand opvullen. [N 95, 541; N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; monogr.; Vwo 731; Vwo 732; Vwo 847]
II-5
|
19037 |
opzettelijk |
expres:
eͅspreͅs (Q012p Rekem),
ook materiaal znd 1a-m
expres (Q012p Rekem),
eͅsprés (Q012p Rekem)
|
opzettelijk [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
28065 |
opzichter |
porion:
porion (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Laagste rang bij het toezichthoudend personeel in het ondergronds bedrijf. De porion koppelt de opdracht van de ploegbaas aan die van de toezichter en hij is verplicht een in verlegenheid verkerende arbeider de helpende hand toe te steken (Defoin pag. 189). De opzichter is te herkennen aan zijn meterstok (zie het lemma Meterstok), maar ook aan zijn koperen lamp (Emma, Hendrik, Wilhelmina, Oranje Nassau I, III, IV, Maurits) of blanke lamp (Winterslag, Waterschei, Emma, Oranje Nassau I-IV, Willem-Sophia, Laura, Julia), aan een witte band op de petlamp (Zolder), aan zijn witte pak (Maurits, Domaniale, Julia), aan zijn witte helm (Eisden) en aan zijn witte lamp met groene ring (Zwartberg, Waterschei). Om opzichter te worden moest men in Nederland de Mijnschool volgen. [N 95, 128; monogr.; N 95, add.; Vwo 576; Vwo 615; Vwo 744]
II-5
|
27699 |
opzichterskamer |
bureau opzichters:
byro ǫpzextǝrs (Q012p Rekem
[(Eisden)]
[Zolder]),
verslagzaal:
vǝrslāxzāl (Q012p Rekem
[(Zwartberg)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Ruimte waar de opzichters voor en na de dienst bereikbaar zijn voor besprekingen en het schrijven van materiaalbonnen, het invullen van dienstenlijsten, etc. Op de Domaniale mijn had iedere opzichter zijn eigen loket. [N 95, 27; div.]
II-5
|
22737 |
orgel |
orgel:
ölleger (Q012p Rekem),
ənə šu[ə}nən egzaol mɛd ənə nowən öləgər (Q012p Rekem),
ənən ərgəl (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem)
|
Een orgel. [ZND B1 (1940sq)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Orgel. [Willems (1885)]
III-3-2, III-3-3
|
34053 |
os |
os:
ǫs (Q012p Rekem)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
20318 |
oud, bejaard |
oud:
awt (Q012p Rekem)
|
oud; de man is oud [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
33763 |
oud, versleten paard |
oud paard:
au̯t pē̜rt (Q012p Rekem),
oude krak:
au̯ krak (Q012p Rekem),
versleten paard:
vǝrslē̜ǝ.tǝ pē̜rt (Q012p Rekem)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
20320 |
oude man |
oude man:
də gōjən awə man ɛs mɛtət pɛ̄rddōͅr əd-īs chəvalə en ət kāwt wātər gəvalə (Q012p Rekem)
|
De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|