e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optuigen (het) getuig opleggen: t ˲gǝtȳ.x˱ ǫplęqǝ (Rekem) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opvullen stape maken: stape maken (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]) Een ontkoold pand met stenen en/of zand opvullen. [N 95, 541; N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; monogr.; Vwo 731; Vwo 732; Vwo 847] II-5
opzettelijk expres: eͅspreͅs (Rekem), ook materiaal znd 1a-m  expres (Rekem), eͅsprés (Rekem) opzettelijk [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-1-4
opzichter porion: porion (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Laagste rang bij het toezichthoudend personeel in het ondergronds bedrijf. De porion koppelt de opdracht van de ploegbaas aan die van de toezichter en hij is verplicht een in verlegenheid verkerende arbeider de helpende hand toe te steken (Defoin pag. 189). De opzichter is te herkennen aan zijn meterstok (zie het lemma Meterstok), maar ook aan zijn koperen lamp (Emma, Hendrik, Wilhelmina, Oranje Nassau I, III, IV, Maurits) of blanke lamp (Winterslag, Waterschei, Emma, Oranje Nassau I-IV, Willem-Sophia, Laura, Julia), aan een witte band op de petlamp (Zolder), aan zijn witte pak (Maurits, Domaniale, Julia), aan zijn witte helm (Eisden) en aan zijn witte lamp met groene ring (Zwartberg, Waterschei). Om opzichter te worden moest men in Nederland de Mijnschool volgen. [N 95, 128; monogr.; N 95, add.; Vwo 576; Vwo 615; Vwo 744] II-5
opzichterskamer bureau opzichters: byro ǫpzextǝrs (Rekem  [(Eisden)]   [Zolder]), verslagzaal: vǝrslāxzāl (Rekem  [(Zwartberg)]   [Winterslag, Waterschei]) Ruimte waar de opzichters voor en na de dienst bereikbaar zijn voor besprekingen en het schrijven van materiaalbonnen, het invullen van dienstenlijsten, etc. Op de Domaniale mijn had iedere opzichter zijn eigen loket. [N 95, 27; div.] II-5
orgel orgel: ölleger (Rekem), ənə šu[ə}nən egzaol mɛd ənə nowən öləgər (Rekem), ənən ərgəl (Rekem, ... ) Een orgel. [ZND B1 (1940sq)] || Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)] || Orgel. [Willems (1885)] III-3-2, III-3-3
os os: ǫs (Rekem) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
oud, bejaard oud: awt (Rekem) oud; de man is oud [ZND 05 (1924)] III-2-2
oud, versleten paard oud paard: au̯t pē̜rt (Rekem), oude krak: au̯ krak (Rekem), versleten paard: vǝrslē̜ǝ.tǝ pē̜rt (Rekem) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9
oude man oude man: də gōjən awə man ɛs mɛtət pɛ̄rddōͅr əd-īs chəvalə en ət kāwt wātər gəvalə (Rekem) De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)] III-3-1