21063 |
peul |
schaal:
sjalen (Q012p Rekem)
|
groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
sjalen (Q012p Rekem),
šāl (Q012p Rekem)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
pōͅlə (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem,
Q012p Rekem)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] [ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
met de schaal:
meͅtəšāl (Q012p Rekem),
sokkererwten:
sokəreͅrtə (Q012p Rekem)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
plukken:
pløͅkə (Q012p Rekem)
|
bonen afhalen [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
peulen:
pø͂ͅlə (Q012p Rekem)
|
doppen, peulen (erwten of bonen uit de pel doen) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
25421 |
pezen blootleggen |
pezen lossen:
pɛ̄zǝ lǫsǝ (Q012p Rekem)
|
Men maakt een snede achter de achillespees, waardoor deze bloot komt te liggen. Door het door de snede ontstane gat steekt men meestal een balkje, vaak voorzien van inkepingen. waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen schuiven. Zo wordt voorkomen dat het dier "dichtklapt". [N 28, 62; monogr.]
II-1
|
18806 |
piekeren |
kniezen:
hè zit dao altied te kniezen (Q012p Rekem),
kniezen (Q012p Rekem),
prakkiseren:
er zot do altied te prakkezeren (Q012p Rekem),
hè zit dao altied te prakkezeeren (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
prakəzērə (Q012p Rekem)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
22424 |
pijl |
pijl:
peel (Q012p Rekem)
|
Pijl. [Willems (1885)]
III-3-2
|
27983 |
pijler |
taille/tèye:
taille/tèye (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Koolwinplaats van langgerekte vorm. De pijler wordt in de lengterichting enerzijds door de te delven koollaag, anderzijds door een ontkoolde ruimte begrensd en verschuift dwars op de lengterichting. De pijlerlengte wordt bepaald door de onderlinge afstand van de twee bij de pijler behorende galerijen. De hoogte van de pijler komt in het algemeen overeen met de dikte van de te delven koollaag. Het woordtype "boulevard" wordt gebruikt voor een grote pijler waarin men rechtopstaand de kolen kan losmaken. [N 95, 278; monogr.; Vwo 29; Vwo 171; Vwo 595; Vwo 765; Vwo 769; Vwo 779]
II-5
|