27249 |
pompmachinist |
pompenman:
pōmpǝman (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Domaniale])
|
De arbeider die de pompen bedient. [N 95, 136; monogr.]
II-5
|
21520 |
ponjaard |
ponjaard (<fr.):
pónjārt (Q012p Rekem)
|
Ponjaard. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
ragelijzer:
rōͅxəlīzər (Q012p Rekem),
rōͅxəl‧īzər (Q012p Rekem),
stovenijzer:
stōͅvənīzər (Q012p Rekem)
|
pook [ZND m] || pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pōǝ.rt (Q012p Rekem),
pǭ.rt (Q012p Rekem)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
puǝt (Q012p Rekem),
puɛt (Q012p Rekem
[(mv pȳǝi̯)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-11, I-9
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantaardappelen:
plãnt[aardappelen] (Q012p Rekem)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
17953 |
pootjebaden |
pletsen:
pletsje (Q012p Rekem)
|
Met blote voeten door plassen lopen (platsen, plensen, kneipen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
34174 |
pootjesblaas |
tweede waterblaas:
twiǝdǝ wātǝrblǭǝs (Q012p Rekem)
|
De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b]
I-11
|
22806 |
pop |
pop:
poop (Q012p Rekem),
pôp (Q012p Rekem)
|
Een pop. [ZND 40 (1942)] || Pop. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19849 |
porselein |
porselein:
porselein (Q012p Rekem)
|
Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8
|