e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
recht vooruitstoten met de armen duwen: dujen (Rekem), <u> van lus.  dujen (Rekem) Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)] III-1-2
rechte, vormeloze benen palen: poale (Rekem), stelten: stelten (Rekem) Rechte, vormeloze benen (stokken, stelten, palen, latten, staken) [N 109 (2001)] III-1-1
rechterachterkwartier achter rechts: axtǝr ręxs (Rekem) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11
rechtervoorkwartier voor rechts: vø̜̄ǝr ręxs (Rekem) Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c] I-11
rechtstaande oren flaporen: flapoeren (Rekem), flaporen (Rekem) Rechtstaande oren (fik(s)oren, ezelsoren, (f)laporen, spitsoren). [N 109 (2001)] III-1-1
rechtvaardig rechtvaardig: rechfɛ̄rdəch (Rekem) Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)] III-1-4
reeks, rij rij: rej (Rekem) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
regelaar vervoer chef-transport: chef-transport (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zolder, Zwartberg, Waterschei, Eisden]) De vervoerregelaar regelt in de Nederlandse mijnen het transport en de distributie van de lege wagens voor de verschillende laadstations. In de Belgische mijnen kent men hiervoor de "dispatcher". "De dispatcher verdeelt de ledige mijnwagens over de verschillende afdelingen en pijlers. Hij vormt de rijen wagentjes voor hun vertrek en stelt zich gedurende de ganse werktijd telefonisch op de hoogte van het vervoer" (Vanwonterghem pag. 100). [N 95, 150; N 95, 149b; monogr.; Vwo 233; Vwo 284; Vwo 828; Vwo 830] II-5
regels richels: rexǝls (Rekem) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: rege (Rekem), rēͅngə (Rekem, ... ), reͅ:ŋə (Rekem), r‧ēͅngə (Rekem), regen  reͅgə (Rekem) regen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)], [ZND m] || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4