20962 |
selderij |
selderie:
seldəri (Q012p Rekem)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
2x
meibloem (Q012p Rekem, ...
Q012p Rekem),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
meibloom (Q012p Rekem)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
servies:
sərvīēs (Q012p Rekem)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21256 |
servituut |
doorgang:
’n doorgang (Q012p Rekem)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
lapje:
lèpkə (Q012p Rekem)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjeldoek:
fraŋəldok (Q012p Rekem)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
sigaar (Q012p Rekem),
səgār (Q012p Rekem)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
sigáárpĭĕpkə (Q012p Rekem)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijsje:
sijske (Q012p Rekem),
sɛjskə (Q012p Rekem),
IPA, omgesp.
sei̯skə (Q012p Rekem)
|
sijs [Willems (1885)], [ZND m] || sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17752 |
sik |
bokkenbaardje:
bokəbēͅrtšə (Q012p Rekem),
wijventreiter:
wīvəntrɛ̄.tər (Q012p Rekem)
|
Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|