e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rekem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tand, tanden tand(en): tā.nt (Rekem  [(mv tan)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden tanden (mv.): laŋ tan (Rekem), tan (Rekem) kinderwoord voor tanden [ZND 07 (1924)] || lange tanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
tanden poetsen tanden wassen: tan wasse (Rekem) Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)] III-1-3
tanden van een riek tanden: tan (Rekem) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandenborstel tandborstel: taantbeurstel (Rekem) Een tandenborstel [N 114 (2002)] III-1-3
tandenstoker koterstokje: keuterstekske (Rekem) Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)] III-1-3
tandpasta tandpasta: tāndpasta (Rekem) Tandpasta [N 114 (2002)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tandpien (Rekem) ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
tang pince: pēns (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Domaniale]) [N 95, 758] II-5
tante moei: (ironisch)  moj (Rekem), ironisch of schertsend wel eens: -  móój (Rekem), tant: taant (Rekem), tant (Rekem, ... ) moei (tante) [ZND 01 (1922)] || tante (moei) [ZND 11 (1925)] III-2-2