34466 |
vechthaan |
vechthaan:
vɛgān (Q012p Rekem)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34266 |
vee |
vee:
viǝ (Q012p Rekem),
vēǝ (Q012p Rekem)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
34270 |
veearts |
veterinair:
vetǝrnē̜r (Q012p Rekem)
|
[JG 1a, 1b; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zupə (Q012p Rekem),
zôêpə (Q012p Rekem)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
18373 |
veel te grote schoen |
schip:
šeͅp (Q012p Rekem)
|
schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18547 |
veel te wijde broek |
flodderbroek:
floͅdərbro.k (Q012p Rekem)
|
broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20497 |
veelvraat |
gulzige, een -:
gölzigə (Q012p Rekem)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26765 |
veenachtig, moerassig, laaggelegen land |
ven:
vęn (Q012p Rekem)
|
Naast de enquêtevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.]
II-4
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
braak:
brǭk (Q012p Rekem),
moeras:
murǫs (Q012p Rekem)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
24262 |
veer |
veer:
vāēr (Q012p Rekem)
|
veer, veder [Willems (1885)]
III-4-1
|