34101 |
voorklauw |
teen:
tiǝn (Q012p Rekem)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
33799 |
voorknie |
knie:
knēi̯ (Q012p Rekem)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
28009 |
voorman, ploegbaas |
eerste man:
īrstǝ mān (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234]
II-5
|
17852 |
vooroverduikelen |
een keukeleboom maken:
kukələbuəm makə (Q012p Rekem),
ənə kókələbowm mākə (Q012p Rekem)
|
hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] || over de kop buitelen (duikelen, voorover vallen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalknieën:
stāǝlknēi̯j (Q012p Rekem)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
32643 |
voorschaar |
voorschalmpje:
vȳ ̞ǝ.ršɛlǝmkǝ (Q012p Rekem)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
vərsētə (Q012p Rekem),
ps. omgespeld volgens Frings.
vø͂ͅršētə (Q012p Rekem)
|
leenen [ZND 14 (1926)] || Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25471 |
voorschoot |
scholk:
šǫlǝk (Q012p Rekem),
schootsvel:
šuts˲vęl (Q012p Rekem)
|
De doorgaans van leer vervaardigde voorschoot van de smid en loodgieter. [N 33, 4; N 64, 163a; L B1, 65c; monogr.] || Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1, II-11
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
šolək (Q012p Rekem),
šŏlək (Q012p Rekem),
šoͅlk (Q012p Rekem)
|
voorschoot [ZND 08 (1925)] || voorschoot (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || voorschoot (van vrouwen) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
27931 |
voorspanbalk |
corâ:
corâ (Q012p Rekem
[(Zwartberg / Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Profielijzerbalk van ongeveer vijf meter lengte voor de voorlopige ondersteuning van het dak bij het front van een in aanleg zijnde mijngang. De voorspanbalk wordt aan de reeds bestaande ondersteuning gemonteerd. Defoin (pag. 113) vermeldt dat er vroeger ook houten voorspanbalken werden gebruikt. [N 95, 366; N 95, 363; monogr.; Vwo 254; Vwo 259; Vwo 844]
II-5
|