19720 |
woonkamer, huiskamer |
kamer:
kamer
kāmər (Q012p Rekem)
|
huiskamer [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
21267 |
woord |
woord:
wōͅrt (Q012p Rekem),
ə wōͅrt, ə wörtšə, dad sen šuən wört (Q012p Rekem)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [ZND m]
III-3-1
|
34202 |
wormbulten |
amelsbout:
āmǝlšbōu̯t (Q012p Rekem)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
20853 |
worst |
worst:
wōͅrs (Q012p Rekem)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
worst(en) maken:
wǭrs mākǝ (Q012p Rekem)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (Q012p Rekem)
|
Worstelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
gekapt maken:
gǝkap mākǝ (Q012p Rekem)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q012p Rekem)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
33718 |
wortelklomp van een struik |
stok:
stǫk (Q012p Rekem)
|
[N 27, 9c]
I-8
|
33720 |
wortels rooien |
trekken:
trękǝ (Q012p Rekem)
|
Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c]
I-8
|